De laatste maanden werd het tobben met Ounslow.
Zelf hadden wij het niet zo in de gaten, maar Geert-Jan kwam op een keer langs en vroeg zich hardop af wat er met hem aan de hand was.
Toen zagen wij ook dat hij liep te zwalken en er todderig uitzag.
Na wat bezoeken aan de dierenarts bleek hij 'suiker' te hebben.
Dat betekent iedere dag insuline spuiten in de juiste hoeveelheid.
Dat ging al snel goed en hij knapte zienderogend op, al gebeurde het ook dat, zonder een direct aanwijsbare oorzaak, hij ook duidelijk slechtere dagen had. Maar hij liep vrolijk rond en had weer aandacht voor zijn omgeving.
Een paar weken geleden kreeg hij een dikke buik en werd weer sloom.
Het bezoek aan de dierenarts gaf een slechte uitslag: kanker aan zijn pancreas.
Dit is niet te behandelen en hij werd weer mee naar huis genomen.
Daar ging het iedere dag wat minder, hoewel er ook goede dagen tussenzaten.
Ounslow ging minder bewegen en wilde alleen maar rechtop op een kussen zitten.
Traplopen ging steeds moeilijker en met moeite at en dronk hij wat.
Hij moest op zijn bak gezet worden en het gebeurde wel dat hij na het plassen zijn beetje eten uitspuugde.
Het liefst lag hij bij Rhys in bed, maar spinnen deed hij niet meer.
Soms zagen we hem met een kromme rug door het huis scharrelen, hij luisterde nog wel naar de vogels en lag rustig in de zon of op de vensterbank.
's Morgens vond ik hem meestal strak onder de verwarming liggend, in zijn trui.
Ook al zag hij mij, hij bleef op zijn plaats en kwam de kamer niet uit.
De vraag kwam op wanneer we hem een spuitje moesten laten geven.
Zelf vind ik dat iedere dag er een is, en hoewel Ounslow er niet best aan toe was, gaf hij ook aan dat hij nog even wilde blijven.
Stram op zijn kussen hield hij zijn kop in de lucht, slechts zelden rolde hij zich op om te slapen.
De laatste dagen at hij niet meer, drinken wel, maar de laatste dag ook dat niet meer.
Toen werd het wel duidelijk dat we de gang naar de dierenarts moesten maken.
Fien maakte een afspraak voor kwart over zes, omdat dan de meeste patienten meestal wel weg waren.
We vertrokken met Ounslow in zijn mand en een vrolijk gestreepte doos met kleed en pop voor de terugreis.
Bij de dierenarts moesten we toch nog een poosje wachten, Ounslow zat weer keurig rechtop op de tafel in zijn mand.
Toen kwam Michiel, de jonge dierenarts binnen om hem te bekijken en te vertellen hoe het zou gaan.
Na een kort gesprek vroeg hij toestemming om de naald te zetten.
Hij vulde de spuit met een oranje vloeistof en bracht de naald in.
Ounslow lag nog steeds keurig rechtop, maar na een paar seconden zakte zijn kop langzaam in Fien haar handen.
Tot het einde toe dapper, maar nu was het over.
Voor mij zit de emotie vaak alleen in momenten, dit was een moment waar ik nog lang moeite mee zal hebben, een stoer koppie, wat weigert te gaan, maar toch moet opgeven.
Ik weet wel dat hij niet beter zou worden en dat het per uur slechter zou gaan en dat dit een goede beslissing was, maar moeilijk om te doen.
We gingen weer naar huis, met een lege mand en een volle doos.
Thuis mocht Ghyzmo nog even kijken en legde ik hem in zijn grafje, wat Rhys al gegraven had, op zijn favoriete plek in de tuin, bij de grijze vuilnisbak.
En te kort leven voor een vriendelijke kat.
We vergeten je niet
14 maart 2007
roekenbos
dinsdag 3 juni 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten